Als een dief in de nacht (2)

Een andere manier van spreken over ‘een dief in de nacht’?

In het vorige artikel hebben we een aantal Bijbelteksten gezien waarin het gaat om de uitdrukking ‘dief in de nacht’. Maar eigenlijk ging het daar vooral om de ‘dief’. Jezus tekende daarin zichzelf als de ‘dief’ die mensen weggrist van de aarde. Dat moment noemen we de ‘opname’.

We zagen dat die opname, het moment dat Jezus komt als een ‘dief’, voor hen die niet of nauwelijks geloven, komt als een totaal onverwachte gebeurtenis. Ze hadden nooit gedacht dat dit hen kon overkomen. Ze hadden überhaupt nooit gedacht dat de Bijbel zo letterlijk waar was. En vooral, ze hadden die Bijbel nooit geloofd…

In andere teksten heeft het begrip ‘dief in de nacht’ eveneens de betekenis van een plotselinge gebeurtenis, maar is Jezus niet meer de ‘dief’. De betekenis van de uitdrukking wordt daardoor wat eenvoudiger, want het betekent alleen maar dat het onverwacht gebeurt. Plotseling komt het, en de meeste mensen hadden er nooit mee gerekend dat het zou kunnen gebeuren.

1Tessalonicenzen 5:2

In 1Tess.5:2 vinden we een belangrijke tekst waarin de apostel Paulus over de dief vertelt:

‘(1) Broeders en zusters, ik hoef u niet te schrijven over het moment waarop dit zal gebeuren, (2) want u weet zelf maar al te goed dat de dag van de Heer komt als een dief in de nacht. (3) Als de mensen zeggen dat er vrede en veiligheid is, worden ze plotseling getroffen door de ondergang, zoals een zwangere vrouw door barensweeën. Vluchten is dan onmogelijk.

Paulus heeft het hier over het ‘moment waarop dit zal gebeuren’. Die gebeurtenis heeft hij in de hieraan voorafgaande tekst besproken. Het is de gebeurtenis die we de ‘opname’ van de gelovige christenen noemen (1Tess.4:13-18). Het is het moment dat Jezus terugkomt vanuit de hemel tot vlakbij de aarde, maar niet op de aarde komt. Vervolgens zal iedereen die ooit oprecht in Hem geloofd heeft, worden opgenomen in de hemel, zowel zij die dan leven als zij die eerder al overleden waren. De overige mensen, dan levend of al overleden, blijven achter op de aarde.

Dat is eveneens precies wat er gebeurt als Jezus komt als de ‘dief’, zoals ik in het vorige artikel heb geschreven. De opname van de gemeente van gelovigen gebeurt dan ook op hetzelfde moment als het aanbreken van ‘de dag van de Heer’.

De dag van de Heer

Paulus heeft het hier echter niet over Jezus als de ‘dief’, maar over ‘de dag van de Heer’ die komt als een dief in de nacht. Wat is dat nu, die ‘dag van de Heer’?
Daarvoor zullen we moeten kijken naar het Oude Testament. Daar zijn een aantal profeten die gesproken hebben over de ‘dag van de Heer’.

Dat blijkt dan een ‘dag’ te zijn vol rampspoed en duisternis. Het is een ‘dag’ waarin God z’n woede uitstort over de aarde en zijn inwoners. Het is een ‘dag’ van grote verdrukkingen, waarin oorlogen uitbreken en het natuurgeweld aan alle kanten losbarst.
Die ‘dag’ blijkt dan de eerste dag te zijn van een periode van enorme rampen die over de aarde komen. Of zelfs kan een ‘dag’ een veel langere periode betekenen, die dan op deze dag begint.

Die periode van enorme rampen en oorlogen, zware vervolgingen en natuurgeweld, noemen we de ‘zevenjarige verdrukking’. Jezus sprak in zijn rede over de toekomst over ‘de grote verdrukking’, waarmee Hij verwees naar de profetieën van Daniël. Daarmee heeft de ‘grote verdrukking’ betrekking op de tweede helft van die zevenjarige periode.

De dag van de Heer komt als een dief

Die ‘dag’ is waar Paulus over spreekt als hij het heeft over de ‘dief in de nacht’. Die ‘dag’, de zevenjarige verdrukking die halverwege zal uitlopen in de Grote Verdrukking, zal plotseling aanbreken. Paulus gaf al aan dat hij zijn gemeenteleden in Tessalonica daar al over verteld had. Hij noemt het de dag van de ondergang, de dag waarop vluchten onmogelijk is.
Ook dat laatste is een aanwijzing, want de zevenjarige verdrukking zal wereldwijd zijn. Er zal geen plek zijn om veilig naartoe te vluchten, want overal zal chaos, strijd, geweld en verdrukking zijn.

De ‘dag van de Heer’, de zevenjarige periode van verdrukking ligt voor ons nog in de toekomst. We weten dat die periode in de geschiedenis niet heeft plaatsgevonden en ook vandaag niet aan de gang is. Die periode moet nog komen en zal plotseling aanbreken, ‘als een dief in de nacht’, tijdens een periode van vrede en veiligheid, zegt Paulus. Kennelijk gaat de periode van vrede en veiligheid plotseling, als een dief in de nacht, over in een periode van rampen en chaos, van ‘ondergang’.
Maar komt die verschrikkelijke periode voor iedereen als een dief in de nacht?

De duisternis of het licht

Dan gaat Paulus verder in zijn brief:

(1Tess.5:4) Maar u, broeders en zusters, u leeft niet in de duisternis, zodat die dag van de Heer u zou kunnen overvallen als een dief, (5) want u bent allen kinderen van het licht en van de dag. Wij behoren niet toe aan de nacht en de duisternis, (6) dus laten we niet slapen, zoals anderen, maar waken en op onze hoede zijn.

Hij spreekt hier de gelovigen, de christenen aan tot wie hij zich richt in zijn brief. Dat zijn in eerste instantie natuurlijk de gemeenteleden in Tessalonica. Maar zij zouden de ‘dag van de Heer’ helemaal niet meemaken, want die dag ligt voor hen nog in een verre toekomst. Die dag ligt zelfs voor ons, die vandaag deze brief lezen, nog in de toekomst.

Paulus spreekt alle christenen aan, ook die van vandaag, en zegt dan dat zij niet in de duisternis leven. Vervolgens zegt hij dat die dag de gemeente van gelovige christenen daarom ook niet zal overvallen als een dief. Hij noemt de christenen ‘kinderen van het licht en van de dag’, die niet toebehoren aan de nacht of de duisternis. Daarmee maakt Paulus een duidelijk onderscheid tussen gelovigen en niet-gelovigen. Immers voor gelovigen – kinderen van het licht – zal het begin van de zevenjarige verdrukking niet plotseling komen. Maar voor de niet-gelovigen – kinderen van de duisternis – zal dat wel zo zijn, want zij geloven helemaal niet dat die dag ooit zal komen. Zij zijn de ‘anderen’, die slapen.

Vervolgens roept hij de gelovigen op om juist niet te slapen, om wakker te blijven. Dat wil zeggen dat we voortdurend het geloof in God, in Jezus en in de Bijbel moeten voeden. Door naar de kerk te gaan, door in de Bijbel te lezen, door over die teksten na te denken en door over het geloof te praten met andere gelovigen en zo elkaars geloof te versterken. Dat is de manier om wakker en waakzaam te blijven.

De dag van de dief kan zomaar komen

Tot slot roept hij de gelovigen op om op hun hoede te zijn, alert te zijn. Want de ‘dief’, de dag van de Heer, kan zomaar aanbreken. Daar hoeft vandaag niet meer zoveel voor te gebeuren. Het betekent eigenlijk dat je als gelovige zou moeten letten op de tekenen van de tijd. Als je op die tekenen let, dan kun je weten dat je vandaag in de periode leeft die ‘eindtijd’ heet, de tijd die voorafgaat aan ‘die dag’, de zevenjarige verdrukking. En tegelijk de tijd waar de Bijbel heel veel over vertelt. Maar dan moet je de voorspellingen, de profetieën wel lezen. Het is dan ook een oproep van Paulus om je te verdiepen in de aanwijzingen die de Bijbel geeft over de ‘eindtijd’ en de periode erna. Dan leer je de tekenen van de tijd steeds beter te herkennen. Dan ontdek je ook dat je steeds nauwkeuriger kunt weten wanneer Jezus zal komen om je, voorafgaand aan die dag, de zevenjarige periode van verdrukking, op te halen en naar de hemel te brengen, samen met al die andere gelovige christenen.