Gog uit Magog: de heerser van het land uit het verre noorden

Een bekende uitdrukking uit de Bijbel gaat over Gog uit het land Magog. We vinden die uitdrukking op twee plaatsen in de Bijbel. De uitdrukking komt voor in het Bijbelboek Openbaring, maar wordt daar eigenlijk gebruikt als een soort beeldspraak. De uitdrukking verwijst daar naar de gebeurtenissen die werkelijkheid worden in de profetie van Ezechiël 38 en 39.

In die hoofdstukken 38 en 39 beschrijft Ezechiël een profetie. Die toekomstvoorspelling gaat over een heerser met de naam ‘Gog’, uit het land Magog. De HEER noemt in dat visioen van Ezechiël een groot aantal volken. Een deel daarvan bestaat vandaag nog steeds als een zelfstandige land.
De profetie van Ezechiël 38 begint als volgt:

(1) De HEER richtte zich tot mij: (2) ‘Mensenkind, richt je blik op Gog, de oppervorst van Mesech en Tubal, in het land Magog, en profeteer tegen hem.

Vervolgens schrijft Ezechiël op wat God hem laat zien of vertelt. Dan blijkt het te gaan om een profetie, een voorspelling die gaat over een verre toekomst.

God laat weten dat het over ONZE tijd gaat!

God laat Ezechiël niet alleen opschrijven dat de profetie betrekking heeft op een verre toekomst. Hij laat ook weten dat er dan nog andere gebeurtenissen zullen plaatsvinden. Daardoor kunnen we weten dat die profetie zich alleen maar in onze tijd kan afspelen.
Om daar achter te komen moeten we kijken naar wat Ezechiël in vers 8 opschrijven moest:

(8) Over lange tijd, in de verre toekomst, zul je bevel krijgen om op te trekken tegen een land dat zich nog maar net van de oorlog hersteld heeft, tegen een volk dat uit vele volken weer is samengebracht op de bergen van Israël, die lange tijd verlaten zijn geweest. Weggehaald bij die volken leeft het daar zonder zorgen. (9) Met je troepen en al je bondgenoten zul je optrekken als een stormwind, als een wolk die het land overdekt.

God vertelt hier tegen Ezechiël en daarmee tegen ons dat die verre toekomst zich zal afspelen wanneer ‘een volk uit vele volken weer is samengebracht op de bergen van Israël, die lange tijd verlaten zijn geweest.’

Het gaat God kennelijk ook om Israël

We weten uit de geschiedenisboeken dat het volk Israël in 70 en 135 na Christus bijna helemaal door de Romeinen uit het land verdreven of gevlucht is. Het was vanaf 135 nC vrijwel helemaal verlaten, op een handjevol achterblijvers na. Veel later zijn ook beperkt Arabieren in het land gaan wonen, want daar was ruimte en groeide genoeg voedsel voor de kuddes. Daarnaast liepen er handelsroutes doorheen.

Zo’n 1800 jaar lang is het land verlaten geweest. Rond 1880 woonden er nog maar zo’n 24.000 Joden in het land, terwijl er inmiddels zo’n 275.000 Arabieren woonden. Maar het ging God om de Joden, de Israëlieten. Want zij hadden het land verlaten, zoals Ezechiël opgeschreven heeft. Als er staat dat ‘het land lange tijd verlaten is geweest’, dan heeft dat betrekking op de Joden, niet op de Arabieren die van elders zijn gekomen.

Maar Ezechiël schrijft dat het volk weer is samengebracht uit vele volken, zelfs dat de Joden daar zij weggehaald. Dat is wat er sinds eind 19e eeuw is gebeurd. Vooral in Europa en met name in Rusland en Oekraïne braken in die tijd vele pogroms uit, waarbij duizenden Joden vermoord werden. Het wakkerde het verlangen naar Israël aan en velen vluchtten naar dat land aan de kust van de Middellandse Zee. Voorafgaand aan, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog namen de Joden massaal de wijk naar Israël, dat toen nog Palestina heette, door de Romeinen zo genoemd. In 1948 werd de staat Israël uitgeroepen. Sinds dat jaar kwamen al miljoenen Joden naar het land dat God al van oudsher aan zijn volk beloofd had. Daarop volgden drie oorlogen, waaruit Israël zich steeds hersteld heeft, net als dat het volk zich ontworsteld heeft aan de Tweede Wereldoorlog. Ezechiël zei dat Israël een land zou zijn ‘dat zich nog maar net van de oorlog hersteld heeft.’
Het tweede deel van Ezechiël 38:8 is zo inmiddels exact uitgekomen. Maar het eerste deel van dat vers schetst een duister vooruitzicht…

Gog krijgt een opdracht van God

In dat eerste deel staat immers ‘Over lange tijd, in de verre toekomst, zul je bevel krijgen om op te trekken’. Dat bevel komt van God. Immers in Ezechiël 38:3 en 4 staat het volgende:

(3) Zeg: “Dit zegt God de HEER: oppervorst van Mesech en Tubal, Ik keer me tegen je! (4) Ik kom je halen, Ik sla haken door je kaak en laat je wegtrekken, met heel je leger, al die paarden en schitterend geklede ruiters, met heel die menigte zwaardvechters, bewapend met kleine en grote schilden;

Het is God die zich tegen Gog keert, die hem komt halen. God zorgt ervoor dat Gog, de heerser van Magog, met zijn leger zal optrekken. God zal dat kennelijk op een nogal agressieve manier laten gebeuren, want Hij zal zelfs haken door Gogs kaak slaan. Dat gebeurde in oude tijden vaker wanneer een andere heerser een overwonnen koning letterlijk op sleeptouw nam.
Gogs leger wordt beschreven zoals in diezelfde oude tijden een leger eruit zag. Het gaat hier om het begrip ‘leger’. Toen waren paarden de voertuigen en tanks van tegenwoordig, schilden de bepantsering en zwaarden de geweren.

En we zagen hiervoor al waar Gogs leger naartoe zal gaan: naar Israël.
Maar Gog gaat niet alleen, want hij blijkt een hele groep bondgenoten te hebben, zagen we al in vers 9. Samen met die bondgenoten vallen hun legers Israël binnen, net als Israël al eerder is binnengevallen, in 1948 en 1973. Ook in 1967 waren de omliggende landen van plan om Israël binnen te vallen. Maar de Israëlische geheime dienst was op de hoogte, waardoor dat faliekant mislukte.

Als Gog straks met zijn bondgenoten Israël zal binnenvallen, zal hij het hele land kunnen innemen. Gog en zijn bondgenoten zullen komen ‘als een stormwind, als een wolk die land overdekt.’

Wie zijn Gogs bondgenoten?

Het begint natuurlijk met Magog, want Gog is immers de heerser van Magog. Maar Ezechiël beschrijft nog een heleboel andere volken. In vers 3 staan woorden die vertaald zijn met ‘oppervorst’. Het woord ‘opper’, of hoofd, kun je heel goed onvertaald laten, zoals ook veel andere vertalingen doen. Ook een bekende oude vertaling van vóór Christus liet dat woord onvertaald. En dan staat er eigenlijk ‘vorst van Rosh, Mesech en Tubal’. Het gaat dan om 3 volken: het volk van Rosh, het volk van Mesech en het volk van Tubal.
Maar Ezechiël heeft het in vers 5 en 6 over nog meer volken:

(5) en dan nog de soldaten uit Perzië, Nubië en Libië, met hun schilden en helmen, (6) en Gomer met al zijn troepen, Bet-Togarma uit het uiterste noorden met al zijn troepen: heel veel volken zijn het!

Deze zinnen zijn vertaald vanuit een bepaalde visie, maar die is niet zo logisch, want Bet (of ‘huis van’) Togarma ligt niet echt in het uiterste noorden ten opzichte van Israël. Je zou het vanuit de Hebreeuwse grondtekst net zo goed anders kunnen vertalen:

(5) en dan nog de soldaten uit Perzië, Nubië en Libië, met hun schilden en helmen, (6) en Gomer met al zijn strijders, het huis van Togarma, het land in het uiterste noorden en al zijn strijders, en vele volken die bij jou horen.

Zo bezien hebben we een heleboel volken, die zich allemaal zullen aansluiten bij de legers van Gog.
Het gaat dan de volken van Magog, Rosh, Mesech, Tubal, Perzië, Nubië, Libië, Gomer, Togarma, het land in het uiterste noorden, en nog vele andere volken.

Het vervolg staat in de kranten van vandaag en morgen

Waar die volken vandaag allemaal wonen gaan we bekijken in het volgende artikel. Dan zullen we ook zien hoe die aanval op Israël eruit zal gaan zien.
Natuurlijk wordt dit in het boek veel verder en nauwkeuriger uitgewerkt en onderbouwd. Daar wordt ook het verband met het Bijbelboek Genesis aangehaald. Via Genesis wordt duidelijk hoe we al die volken moeten duiden in relatie tot Israël.

Let wel op!
Dit onderwerp van Gog uit Magog uit Ezechiël 38 is een van meest actuele van de Bijbelse profetieën. We zien in het nieuws op tv en in de kranten waar het naartoe gaat en hoe deze profetie vandaag al z’n schaduwen vooruit werpt! In het volgende artikel zal dat nog veel duidelijker worden.