Daniël, Jeremia en de profetie van de 70 jaren

Daniël

In veel eindtijdvisies spelen de profetieën van Daniël een grote rol. Daniël was een profeet die leefde in de tijd van de Babylonische ballingschap. De Judeërs, ofwel de Joden waren toen vanuit Israël naar het land van Babel gedeporteerd. Het was de tijd van de Babylonische heerser Nebukadnessar. Daniël leefde van ongeveer 620 tot 535 voor Christus.

Hij was nog jong toen het Babylonische leger hem met het Joodse volk zo rond 605 vC naar Babel afvoerde. De koning van Babylonië koos goed opgeleide en intelligente jonge mannen uit de onderworpen volken uit om in zijn dienst te komen (Dan.1:3-4). En Daniël kwam uit een welgesteld milieu, evenals een aantal vrienden van hem. Daarom kwamen hij en zijn vrienden onder een speciaal regime. Daar werden ze verder opgeleid ten behoeve van het Babylonische Rijk (Dan.1:5-6).

Wat toen nog niet zichtbaar was zou later blijken. God had de deportatie van de Judeërs, de Joden, zijn volk, naar Babel laten gebeuren als straf op hun afvalligheid van Hem. Daarvoor had God Nebukadnessar ingezet. De Bijbel vertelt zelfs dat God het is die hem zijn macht heeft gegeven (Dan.2:37). Zeventig jaar later zou God de koning van Perzië ertoe aanzetten om zijn volk weer terug te laten keren naar het land Israël.

Jeremia

Vrijwel in dezelfde tijd als Daniël leefde de profeet Jeremia, die profeteerde van ongeveer 628 tot 580 vC. Hij kreeg van God de boodschap dat het Joodse volk zeventig jaar in Babel zou blijven. Dat was de vergoeding die ze moesten ‘betalen’ voor het nalaten van Gods geboden. God had het volk opgedragen om zes jaar lang het land te bewerken en van de opbrengst te leven. Maar in het zevende jaar mochten ze niet zaaien en oogsten. Dan moest het land braak blijven liggen om tot rust te komen (Lev.25:1-7). Net zoals God de zevendaagse week had ingesteld, met de zevende dag als rustdag. Dat was de cyclus die God ingesteld had. Maar het volk had elk zevende jaar gewoon gezaaid en geoogst. Dat ging nu al 70 perioden 7 jaar zo. Ze hadden Gods voorschriften niet gehouden. De maat van God was vol en daarom dwong Hij af dat het land rust zou krijgen, de rust die het al 70 jaar niet had gehad.

70 jaren

Op Gods bevel moest Jeremia een brief schrijven aan de ballingen in Babylonië. In die brief stond dat het volk er rekening mee moest houden dat ze daar lang moesten blijven. Ze moesten huizen bouwen en daar hun leven oppakken, want de ballingschap in Babylonië zou zeventig jaren duren (Jer.29:4-23). Pas na die zeventig jaar zou God zijn volk terugbrengen naar het land Israël. En zo gebeurde het.

In al die jaren had Daniël een hoge positie aan het hof van Babel. Op die manier kon hij ervoor zorgen dat het de ballingen uit Judea, Israël goed ging. Daniël was Gods werktuig geworden om zijn volk daar in het verre Babel te beschermen.

Het einde van de ballingschap

Na Nebukadnessar volgden nog andere koningen, tot er onder koning Belsassar een einde kwam aan het Babylonische Rijk. Het werd in 539 vC veroverd door het Rijk van Medië en Perzië.

De jaren van de ballingschap waren toen al ver gevorderd. In die tijd herinnerde Daniël zich de brief die Jeremia vele decennia eerder naar Babel had gestuurd. Daarin las hij toen weer dat de ballingschap zeventig jaren zou duren (Dan.9:1-2). En die zeventig jaren waren bijna voorbij. Daarom begon Daniël tot God te bidden en Hem aan te spreken op zijn belofte.

Zo keerde de eerste groep ballingen onder de Perzische koning Cyrus II, ook wel Kores genoemd, terug naar het land Israël en de stad Jeruzalem. Dat gebeurde in 535 vC, precies zeventig jaar na het begin van de ballingschap. Andere groepen zouden later volgen.
De profetie van de 70 jaren was nauwkeurig uitgekomen.